Zoeken

De Nederlandse euroscepsis

Boos op Brussel

Nederland, traditioneel pro-Europees, beweegt zich in snel tempo naar het kamp der eurosceptici. Geen politicus laat na te klagen over Brussel – te bureaucratisch, te weinig democratisch en vooral: te duur. Als de kiezer straks ‘nee’ zegt tegen de nieuwe Europese grondwet, heeft Den Haag dat vooral aan zichzelf te wijten.

Door Michiel Zonneveld. Verschenen op 13 maart 2004 in Vrij Nederland.

Deel deze pagina:

Vrij Nederland logo

  ‘Er was een tijd,’ zegt voormalig Europees Commissaris Frans Andriessen op een toon alsof hij het over de Middeleeuwen heeft, ‘dat Nederland zich opstelde als het geweten van Europa.’ Andriessen zelf woont al sinds 1981 in Brussel, maar hij volgt de politieke ontwikkelingen in Nederland op de voet. En het debat over Europa vervult de CDA’er met verbazing en verontwaardiging. Hij noemt een willekeurig voorbeeld: ‘Dat Nederland nu de toegang gaat beperken voor werknemers uit nieuwe lidstaten vind ik onaanvaardbaar. Polen, Tsjechie en Hongarije worden behandeld als tweederangsleden van de Europese Unie. Met in de Tweede Kamer nota bene steun van het CDA. Op dit punt voel ik me niet meer thuis in mijn eigen partij.’

    In 1995 constateerde Andriessen in een gesprek met Het Parool al dat het Europese gevoel in zijn vaderland tanende was. Een belangrijke oorzaak, zo stelde hij toen vast, was dat Nederland niet langer behoorde tot de netto-ontvangers van allerhande Europese subsidies, maar tot de betalers. Toch kon hij in die tijd niet bevroeden dat de antistemming in Nederland zo’n grote vlucht zou nemen.

    De verbazing van Andriessen is goed voor te stellen. Politiek en publiek beginnen zich steeds meer af te keren van elke vorm van Europees engagement. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de eurobarometer, het halfjaarlijkse opinieonderzoek dat de Europese Commissie laat houden. Begin vorig jaar zei 73 procent van de Nederlanders de Europese integratie een goede zaak te vinden, in het najaar was dit percentage geslonken tot 62. Uit onderzoek dat de Nederlandse regering vorig jaar liet uitvoeren, komt verder naar voren dat een meerderheid van de burgers de Europese Unie associeert met termen als ’te groot en te log’ en ‘ver weg’. In geen land in Europa wordt zoveel gemopperd over de ’te kleine’ euromuntjes, en volgens recent onderzoek zou bijna de helft van de Nederlanders heimwee hebben naar de gulden. Om het sombere beeld te completeren: Maurice de Hond voorziet dat de opkomst bij de Europese verkiezingen van dit jaar weleens lager kan zijn dan ooit.

    Maar het zijn vooral politici die een totale volte face hebben gemaakt. Nog maar zelden hoor je een vaderlandse politicus over de voordelen van een verenigd Europa. Meestal zijn ze boos of tenminste bezorgd. Zoals over de massa’s Polen (blijkbaar jagen die meer schrik aan dan Hongaren of Slowaken) die meteen na de toetreding tot de unie ons land zouden overstromen om Nederlanders van de arbeidsmarkt te verdringen – ondanks berekeningen van het CPB dat dit in de praktijk wel mee zal vallen. Geen politicus laat na om te klagen over Brussel. Te bureaucratisch. Te weinig democratisch. Te duur vooral. Met groeiend misnoegen en wantrouwen wordt het gedrag van de grote EU-landen beoordeeld. Dat Frankrijk en Duitsland zich niet aan het stabiliteitspact houden, is maar een van de vele incidenten. Tekenend is de reactie van de VVD op de gezamenlijke conferentie die Duitsland, Engeland en Frankrijk onlangs hielden. De ’top van het grote geniep,’ noemde VVD-kamerlid Van Baalen die bijeenkomst in een persbericht. Hij spoorde het kabinet aan uiterst waakzaam te zijn omdat daar onderhands alle belangrijke zaken (van de keuze van de nieuwe voorzitter van de Europese Commissie tot de toetreding van Turkije) zouden worden geregeld. ‘Op de echte Europese top is het dan slikken of stikken voor de andere EU-landen.’

    Niet alleen in Nederland groeit de twijfel over de ontwikkeling van de Europese Unie, erkent Frans Andriessen. ‘Het is nu eenmaal zo dat als het economisch minder gaat, de scepsis over de ontwikkelingen in Europa bij politici en bevolking toeneemt. Als de conjunctuur meezit, is het makkelijker duidelijk te maken wat de voordelen zijn van meer Europese integratie. Mensen klagen nu over de hoge prijzen, de teruglopende export en de oplopende werkloosheid, en geven dan de euro de schuld.’

    Er is ook wel reden tot grote bezorgdheid, zegt zelfs de overtuigde Europeaan Andriessen. ‘De uitbreiding van de Europese Unie is te snel gegaan,’ stelt hij vast. Er komen dit voorjaar maar liefst tien landen bij: Polen, Tsjechie, Hongarije, de drie Baltische staten, Cyprus, Malta, Slovenie en Slowakije. Landen als Roemenie, Bulgarije en Turkije trappelen van ongeduld om zich ook bij de EU te voegen. Allemaal relatief arme landen, zodat menig burger in de rest van Europa vreest voor hoge kosten en massale immigratie.

    ‘Veel mensen zijn zich pas laat gaan realiseren wat dit betekent,’ zegt PvdA-kamerlid Frans Timmermans. Hij behoort tot de Haagse politici die smalend als ‘europositivo’ (Jan Marijnissen) worden omschreven. Maar ook hij kan er niet omheen dat de nieuwe uitbreidingsronde wel erg fors is en wel erg snel gaat. ‘Je kunt wel roepen dat al die nieuwe landen klaar zijn voor de Europese Unie, maar de realiteit is anders. Er zal nog veel moeten gebeuren. Dat voelen burgers ook en dat leidt tot bezorgdheid.’

    Ook de staatssecretaris van Europese Zaken, VVD’er Atzo Nicolai, zegt zich goed te kunnen voorstellen dat veel burgers zich ‘overvallen’ voelen door de uitbreiding van de unie.

    De grootste fout, zo meent Frans Andriessen, is dat verzuimd is om de Europese Unie nog voor de uitbreiding grondig te hervormen. ‘Met vijfentwintig, en straks wellicht dertig lidstaten wordt het onmogelijk besluiten te nemen als de verschillende landen op tal van zaken het vetorecht behouden. Met vijftien landen konden we het vaak al niet eens worden. Dat is een bezorgdheid die overal in Europa leeft. Bovendien valt het natuurlijk niet alleen in Nederland de burgers en politici op dat het ontbreekt aan democratische controle op de Europese instituties.’

    Het tempo waarin Nederland zich van traditioneel pro-Europees land naar het kamp der sceptici beweegt, is niettemin opmerkelijk, net als de scherpe bewoordingen waarin het debat wordt gevoerd. Luisteren de politici naar het volk? Of beinvloeden zij het volkssentiment juist? Vooral dat laatste, naar het zich laat aanzien. Waar de Britse conservatieven zich bezinnen op de vraag of ze zich niet positiever moeten opstellen tegenover Europa, lijken de Haagse politici juist geinspireerd door Margareth Thatcher.

    Werner Perger, journalist van het Duitse weekblad Die Zeit, volgt de Nederlandse politiek al jaren op de voet en zegt nogal verbijsterd te zijn door wat in Nederland gebeurt. ‘Ook in Duitsland wordt natuurlijk over de toekomst van de Europese Unie gediscussieerd. Er is bij ons bijvoorbeeld groot verschil van mening over de toetreding van Turkije, en natuurlijk klagen we over de Europese instituties. Het debat heeft alleen niet dezelfde heftigheid als bij jullie.’ Gevraagd naar een verklaring voor dit verschil, valt Perger even stil. Wat hij in elk geval zeker weet, zegt hij na enig aarzelen, is dat het veel te maken heeft met de opkomst van het populisme. ‘Vraag me niet waarom, maar in Duitsland kennen we die opkomst niet. De gevestigde partijen hoeven de concurrentie met de populisten dus ook niet aan te gaan. Het immigratiedebat is in Duitsland ook veel minder scherp dan bij jullie.’

    Staatssecretaris Nicolai erkent dat de opkomst van Fortuyn invloed heeft gehad op het debat over Europa. ‘Vroeger was het politiek incorrect om al te kritisch te zijn over Europa,’ meent de VVD-politicus. ‘Dat werd al minder, maar na Fortuyn is die tijd echt voorbij. Nederland was veel te idealistisch, om niet te zeggen naief. We komen nu meer dan in het verleden op voor het nationaal belang. Dat mag niet van links, maar het is nu eenmaal zoals het spel wordt gespeeld. Bij elke vergadering op Europees niveau zie je de anderen denken: what ’s in it for me.’ Maar ook in de jaren voor Fortuyn waren er al kritische geluiden te horen over de manier waarop de unie zich ontwikkelde. Nicolai verwijst naar zijn partijgenoot, Europees Commissaris Frits Bolkestein, die het debat begin jaren negentig als fractievoorzitter aanging. En ook daarvoor was er kritiek op het proces van economische en politieke eenwording. Die kwam van politici en intellectuelen die zich in het politieke spectrum ter linkerzijde bevonden. De SP geldt in de Tweede Kamer als politieke erfgenaam van deze stroming. Desgevraagd benadrukt SP-voorman Jan Marijnissen nog eens het ‘neoliberale’ karakter van de Europese Unie. Hij vreest dat de verzorgingsstaat aan Europa ten onder zal gaan. In een Europees sociaal beleid heeft hij weinig fiducie. ‘In Europa draait het om privatisering en liberalisering,’ zegt hij. ‘Het is altijd een race to the bottom. Er is nu bijvoorbeeld in de vervoerssector vastgelegd wat de arbeidstijden mogen zijn. Die normen zijn veel ruimer dan de normen die in Nederlandse CAO’s zijn vastgelegd. Werkgevers gebruiken de Europese norm als argument om de arbeidstijden te verslechteren. Eenzelfde discussie verwacht ik over het minimumloon. Als er straks een Europees minimumloon is, weet ik zeker dat minister De Geus van Sociale Zaken zal zeggen dat we ons daaraan moeten aanpassen.’ De SP was, hoe kan het ook anders, tegen de invoering van de euro. Als enige partij opponeerde zij tegen een gemeenschappelijke markt. En hoewel van dat laatste verzet weinig meer is vernomen (Marijnissen: ‘Wij hebben ook te maken met de realiteit’), is de SP de authentiekste anti-EU-partij.

    De kritiek waarmee Frits Bolkestein in Nederland als eerste kwam, is van een heel andere orde. VVD-kamerlid Hans van Baalen legt graag nog eens uit waarom die kritiek destijds een breuk met het verleden betekende. ‘Ook in mijn eigen partij werden tot die tijd nauwelijks vraagtekens gezet bij het streven naar een federaal Europa, naar het model van de Verenigde Staten van Amerika,’ vertelt hij. ‘Iemand als mijn partijgenoot Rudolf de Korte (onder meer vice-premier in het kabinet-Lubbers II – MZ) zei bijvoorbeeld: als het ons in Nederland niet lukt de uitkeringen af te slanken, kunnen we het altijd via Europa proberen. Bolkestein wilde bij alle plannen tot verdere integratie eerst weten wat het nut daarvan was. Hij vreesde dat vanuit Brussel een centralistische politiek zou worden gevoerd. Daarmee heeft hij echt de knuppel in het hoenderhok gegooid. Want tussen de grote partijen was er tot het moment dat hij aantrad als fractievoorzitter van de VVD consensus over dit onderwerp.’

    Over zijn positie en die van de VVD in het huidige Europa-debat, zegt Van Baalen: ‘Ik voel er niet voor dat Brussel zich bezig gaat houden met zaken als onderwijs, sociaal beleid of cultuurbeleid. Als VVD zien we voorlopig ook niets in een gemeenschappelijk Europees defensie- en buitenlandbeleid. Wij vinden het verstandiger ons beleid af te stemmen op dat van de Verenigde Staten. Ik vind het overigens zeer urgent dat Europa zich richt op terrorismebestrijding. Een echte euroscepticus zou daar juist weer tegen zijn. Ik zie me zelf vooral als een eurorealist.’

    Er is natuurlijk helemaal niets tegen een debat over wat er nu wel en niet op Europees niveau gedaan moet worden. Dat is zelfs hoognodig, nu steeds meer beleid in feite in Brussel wordt bepaald. Maar de invloed van Fortuyn op het debat is onmiskenbaar. De kritiek die nu wordt geuit op Europa, lijkt in alle opzichten op de kritiek die tijdens de campagne van 2002 werd geuit op het politieke establishment en Paars in het bijzonder. Opnieuw klinkt de klacht over achterkamertjespolitiek en wordt het volk ‘bestolen’ en ‘ontdaan van de macht die het toekomt’, alleen zijn dit keer niet de Haagse politici de daders, maar de Brusselse technocraten en de grote of arme landen die perfide kongsies sluiten om ‘ons’ geld af te troggelen. Mensen die er anders over denken, worden opnieuw ‘politiek correct’ genoemd (Nicolai), en voorstanders van verdere integratie worden beschimpt als ‘europositivo’s’ (Marijnissen), ‘eurogelovigen’ (Van Baalen), en ‘eurofielen’ (opnieuw Marijnissen). Het is allemaal retoriek waarmee een gevaarlijk spel wordt gespeeld. Een overmaat aan euro-idealisme is inderdaad naief, maar te veel scepsis beneemt het zicht op de werkelijkheid. De meerderheid van de Tweede Kamer is er bijvoorbeeld van overtuigd dat Nederland zich tijdens Europese onderhandelingen vaak de kaas van het brood heeft laten eten. Dat is ook de visie van staatssecretaris Nicolai. Maar voorbeelden kan hij niet geven. Ja, zeggen anderen, bij de top van Edinburgh in 1992 zou Nederland steken hebben laten vallen. Toen werden afspraken gemaakt over de nieuwe financiering van de Europese Unie, en vanaf dat moment is Nederland geen netto-ontvanger van Europese subsidies meer, maar nettobetaler. Vaak wordt er dan aan toegevoegd dat het kabinet zich destijds zo soepel opstelde omdat toenmalig premier Lubbers kandidaat was voor het voorzitterschap van de Europese Commissie. Maar de gang van zaken op een Europese top aan het begin van de jaren negentig is geen sterk bewijs voor de stelling dat Nederland ‘regelmatig’ met te weinig genoegen heeft genomen. Bovendien was het, achteraf bezien, ook wel reeel dat een van de rijkste landen van Europa vroeg of laat aan de Europese Unie ging betalen, in plaats van geld te ontvangen.

    Overigens wordt Nederland door andere landen in het geheel niet gezien als het ‘braafste jongetje van de klas’. Als het gaat om het implementeren van Europese regels behoort Nederland al lang niet meer tot de snelste. En in de strijd om subsidies blijkt ons land bedreven. Denk aan de steunregeling voor arme regio’s waarvan Flevoland profiteerde doordat bij de toekenning niet werd uitgegaan van het gemiddelde inkomen per persoon, maar per vierkante kilometer – gunstig voor de dunbevolkte polder. Buitenlandse bedrijven worden naar Nederland gelokt met wel heel gunstige vestigings- en belastingvoorwaarden waarbij (volgens de Fransen) op de grenzen van de Europese regelgeving wordt gebalanceerd. ‘Toen in Italie de affaire-Parmalat uitbrak, bleken veel betrokken bedrijven hier gevestigd,’ zegt PvdA-kamerlid Timmermans. ‘Waarom? Omdat wij de soepelste regels en de minste controle hebben.’

    Het is de vraag of de verongelijkte houding van Nederland ten aanzien van Europa andere landen zal overtuigen. En of al die assertiviteit de Nederlandse belangen wel zo ten goede komt. Een goed voorbeeld is de discussie over het vetorecht. Het kabinet wil dat recht behouden bij het opstellen van de meerjarenbegrotingen van de unie. ‘Daardoor kan er alleen bij unanimiteit besloten worden,’ zegt Andriessen nog maar eens. ‘En het wordt wel bijzonder lastig om het met vijfentwintig landen, en straks met dertig, eens te worden. Nederland heeft niets te winnen bij het vastlopen van de Europese besluitvorming. En dat gaat gebeuren als we te veel vasthouden aan het vetorecht in Europa.’

    Voor de binnenlandse politieke verhoudingen zou de Europese ramkoers dit jaar al een rampkoers kunnen blijken, en wel door de nieuwe Europese grondwet. December vorig jaar lukte het de regeringsleiders tijdens de top in Rome niet om het eens te worden. Er is een kans dat het dit jaar alsnog lukt, misschien zelfs als Nederland in de tweede helft van het jaar voorzitter is. Wat daarna zal gebeuren, is ongewis. De grondwet wordt alleen van kracht als de parlementen van alle lidstaten instemmen. De Tweede Kamer heeft vorig jaar beloofd dat de kiezers zich in een referendum over de tekst mogen uitspreken en dat de uitslag bindend is. VVD-fractievoorzitter Van Aartsen zegt nog steeds blij te zijn met een openlijk debat over Europa. ‘Daarom ben ik ook een voorstander van een referendum over de grondwet. Als iets schadelijk is voor het beeld van Europa, is het dat de bevolking steeds het gevoel krijgt voor voldongen feiten te staan, ‘ zegt hij in zijn werkkamer op het Binnenhof.

    Maar wat nu als de bevolking tegen stemt? Dat is een scenario waar de meeste politici liever niet aan willen denken. Het zou om te beginnen enorm gezichtsverlies zijn voor de regering, die dan immers al met de grondwet heeft ingestemd. En het is ronduit kiezersbedrog om de uitslag te negeren – volgens VVD-kamerlid Van Baalen kan dat hooguit als de opkomst heel laag is en er slechts een kleine meerderheid tegen stemt. De vraag is vervolgens hoeveel ruimte er is om ‘nee’ te blijven zeggen als de andere landen wel met de nieuwe grondwet instemmen. Bij een duidelijke afwijzing zal, voorspelt Van Baalen, de druk flink worden opgevoerd. ‘Chirac zal bellen, Blair, Schroder. Ze zullen ons over de streep proberen te trekken met kleine toezeggingen. Wellicht volgt er dan een nieuw referendum. Dat is ook in Ierland en Denemarken gebeurd toen de bevolking nee zei tegen belangrijke Europese besluiten.’

    Erg bevorderlijk voor het aanzien van de politiek zal het allemaal niet zijn. Nicolai zal, zegt hij, in elk geval als een leeuw vechten voor een ‘ja’. En hij is er zeker van dat hij de bevolking kan overtuigen. Hij kan daarbij moed putten uit de laatste eurobarometer. Daaruit bleek dat er uiteindelijk nog altijd een meerderheid is die positief oordeelt over verdere Europese integratie. Meer dan negentig procent wil niet tornen aan het lidmaatschap van de EU. Een meerderheid steunt de uitbreiding van de EU, zelfs met Turkije. In die zin valt het wel mee met de euroscepsis.

    Toch is de kans dat de kiezers ‘nee’ zullen zeggen tegen de grondwetstekst niet denkbeeldig. De ervaring bij lokale referenda leert dat het eenvoudiger is om tegenstanders te mobiliseren. Er zullen mensen zijn die tegen de toetreding van Turkije zijn; weer anderen voelen zich wel Europeaan, maar vinden dat de EU niet democratisch genoeg is; nog weer anderen blijven ontevreden met de dure euro; kortom: alle onvrede kan straks op de grondwetstekst worden gericht. De verkiezingen van 2002 geven een indicatie van wat er zou kunnen gebeuren. Paars was lang populair, maar de bewindslieden en politici van de regeringspartijen namen steeds meer afstand van hun kabinet en uiteindelijk was Paars van niemand meer. De successen waren snel vergeten en de verkiezingen gingen vervolgens alleen nog maar over wat er niet goed was gegaan.

    Bij een referendum over een nieuwe Europese grondwet zal het de Haagse politici nog veel moeite kosten om de geest weer in de fles te krijgen.

Deel deze pagina:

Klik hier voor volgend artikel

Hoe mijn zusje werd veroordeeld in Thailand

 

© copyright 2024 Michiel Zonneveld| ontwerp: Ministry of Data