Vertooganalyse internationalisering van het onderwijs (2018)
Vertooganalyse Internationalisering Onderwijs
Vertooganalyse en strategisch perspectief op debat over internationalisering van het onderwijs
Michiel Zonneveld, Joke Hermes, Ties Dams April 2018
Opdracht
De aanleiding voor deze analyse is de beleidsbrief die de minister van OCW voor het zomerreces van 2018 aan de Tweede Kamer over het thema ‘Internationalisering’ zal sturen. Aan ons is de gevraagd om in het kader van de voorbereiding daarvan een vertooganalyse te maken. Het gaat daarbij om de volgende vragen:
-Kan worden onderscheiden welke vertogen in het debat over internationalisering een rol spelen?
-Helpt dat om beter te anticiperen op posities die worden ingenomen in het publieke debat en op argumenten die worden gehanteerd?
-Is het mogelijk die vertogen op een overtuigende manier met elkaar te verbinden?
De brief van de minister wordt een vervolg op de afspraak in het regeerakkoord dat het kabinet ‘scherper gaat toezien op de naleving van de wet dat opleidingen alleen Engelstalig zijn als dit een toegevoegde waarde heeft, de kwaliteit van voldoende niveau is en er in voldoende mate Nederlandstalige opleidingen zijn’. 1 Bovendien is er in het akkoord vastgelegd dat er een ‘internationaliseringsaanpak komt die het voor zo veel mogelijk studenten mogelijk maakt een studie te volgen in het buitenland’. Daar staat tegenover dat er gewerkt zal worden aan het ‘versterken van de aantrekkelijkheid van het Nederlands onderwijs voor buitenlandse studenten’ met behoud van toegankelijkheid (voor de studenten uit eigen land). In het debat blijkt de internationalisering van het onderwijs verbonden te worden met het wetenschappelijk onderzoek. In deze analyse komt onderzoek dan ook van tijd tot tijd aan de orde.
Inleiding | eerdere vertooganalyses
Sinds 2010 schrijven we in opdracht van het ministerie vertooganalyses.2 De eerste opdracht was meer zicht geven op de vraag hoe het debat over het primair en voortgezet onderwijs zich op de middellange en lange termijn zou kunnen ontwikkelen. In het bijzonder werd gevraagd om te onderzoeken of er mogelijk blinde hoeken zijn: of er explosieve kwesties waren die op termijn zouden gaan spelen en door het ministerie van OCW over het hoofd konden worden gezien. Het doel van het project was bij te dragen aan alertheid op nieuwe ontwikkelingen in het onderwijs en in het onderwijsdebat. Het ging niet om een opsomming van de problemen, maar vooral om de grotere verhalen (vertogen) die worden gebruikt om er over te spreken en om de mechanismes die de vertogen sturen.
1 https://www.kabinetsformatie2017.nl/documenten/publicaties/2017/10/10/regeerakkoord-vertrouwen-in-de-toekomst, gezien maart 2018. 2 Die opdracht werd toen aan twee van ons, Joke Hermes en Michiel Zonneveld gegeven. Deze keer is Ties Dams aan het team toegevoegd.
1
De eerste opdracht werd gegeven op een moment dat fel over onderwijsbeleid werd gedebatteerd. Docenten, ouders en opinieleiders klaagden over ‘het nieuwe leren’, over ‘megafusies’, ‘ophokuren’, gebrekkige aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt, teruglopende onderwijsprestaties, de topsalarissen van onderwijsbestuurders, de gepercipieerde uitholling van de positie van de leraren, enzovoort. Uit de gesprekken met het ministerie bleek dat men zich regelmatig overvallen voelde door kritiek. In 2010 werd een groot aantal gesprekken gevoerd, werden beleidsdocumenten gelezen en relevante literatuur geraadpleegd. Het leidde tot het identificeren van drie dominante vertogen waarin kwesties betekenis krijgen die als probleem worden gezien in het onderwijsdebat.
De drie vertogen die het debat over onderwijs in Nederland domineren, zo concludeerden we, zijn een vertoog waarin Bildung centraal staat (of vorming), een vertoog waarin binding en emancipatie centraal staan, en een rendementsvertoog. Dat laatste vertoog was op dat moment in hoge mate het perspectief van het ministerie, zo constateerden we. Het beziet onderwijs vooral in economische termen. Efficiency, balans tussen kosten en baten, en goede internationale rankings zijn de uiteindelijke graadmeters voor het succes van beleid en het succes van het Nederlandse onderwijsstelsel. We spreken hier van vertogen omdat het gaat om de kaders waarin ‘de werkelijkheid’ op een dwingende manier betekenis krijgt. In de jaren daarop schreven we ook vertooganalyses over het wetenschapsbeleid, het cultuurbeleid en de gelijke kansen-agenda.
Context van deze opdracht | een scherp debat, op een belangrijk moment
Het huidige debat over ‘internationalisering’ van het hoger onderwijs lijkt net zo te kunnen polariseren als die over het primair en voortgezet onderwijs in 2010. Er zijn nog geen massale demonstraties, maar de toon van de discussie is scherp. Studenten, journalisten, en een deel van de academische wereld keren zich tegen een ‘doorgeslagen’ verengelsing. Ook klinkt regelmatig de vrees dat zich een academische elite ontwikkelt die is losgezongen van de samenleving. Er is vrees voor het verlies van academische waarden, bijvoorbeeld door intensieve samenwerking met China. Van de andere kant klinkt de verzuchting dat de politiek dreigt te buigen voor populisme, dat de blik zich (bij studenten, academici en de politiek) naar binnen richt en zo ‘kansen’ worden gemist. De passages in het regeerakkoord over internationalisering moeten worden gelezen als een signaal dat ‘internationalisering’ van het onderwijs, of althans een aantal aspecten daarvan, niet langer een ‘natuurlijke’ en gegeven ontwikkeling is.
Terwijl de toon van het debat over internationalisering verscherpt, neemt het gewicht toe van de strategische dillema’s waar instellingen en beleidsmakers voor gesteld staan. Waar een aantal jaar geleden ‘internationalisering’ nog besproken werd als een marginaal fenomeen van relatief onschuldige aard – ambitieus nagejaagd door sommigen en genegeerd door anderen – zien we nu hoger onderwijsinstellingen en beleidsmakers worstelen met fundamentele strategische keuzes als het gaat om internationalisering. De toelating van buitenlandse studenten is daar een voorbeeld van, net als de mogelijkheid tot transnationaal onderwijs. ‘Internationalisering, het fenomeen’ wordt veel meer ‘internationaliseren, de strategie’; of ze nu internationaal gericht zijn of niet, Nederlandse instellingen staan onder druk om hun relatie tot de wereld opnieuw te definiëren.
2
Deel I | Rendement, Bildung en binding | de bruikbaarheid van de klassieke
vertogen
De drie klassieke onderwijsvertogen die we in 2010 onderscheidden, bleken ook bruikbaar om het debat over internationalisering in kaart te brengen. We starten met een inventarisatie van argumenten en standpunten op basis van de drie vertogen, om daarna te bezien welke analytische vervolgstappen nodig zijn om de logica achter de discussie over internationalisering en verengelsing verder bloot te leggen.
Rendementsvertoog
Vanuit het rendementsvertoog wordt de economische opbrengst benadrukt die de komst van buitenlandse studenten die Nederlandse opleidingen volgen al dan niet zou opleveren. Omdat een deel van die internationale studenten hier blijft wonen en werken verhogen ze het nationale inkomen. Bovendien versterken ze met hun kenniskapitaal de concurrentiepositie van Nederland als vestigingsland voor het internationale bedrijfsleven, zoals ook universiteiten met internationale topratings dat doen. De aanwezigheid van top-onderzoeksinstituten is goed voor het innovatievermogen van de Nederlandse economie. Engelstaligheid versterkt verder de concurrentiekracht van het Nederlands bedrijfsleven. Universiteiten en hogescholen betogen dat zij de groei van studenten uit het buitenland nodig hebben om zich op een substantieel niveau te kunnen handhaven. ‘Internationale universiteiten’ zouden ook een boost geven aan de regionale economieën rond de Universiteiten van Groningen en Maastricht. Als het om onderzoek gaat, wordt aangevoerd dat om tot de koplopers van innovatie te horen, je er niet aan ontkomt om internationaal samen te werken.
De toenemende competitiedruk in de mondiale hogeronderwijsmarkt wordt gezien als een dwingende factor voor instellingen om fundamentele keuzes te maken over hun strategisch beleid. De druk neemt toe om een mondiaal merkidentiteit te bouwen, of juist een rol te definiëren als de kennismakelaar die regionale partners uit het bedrijfsleven verbindt aan internationale kennisstromen – dat eenieder zich tot die mondiale markt moet verhouden, wordt binnen deze invulling van het rendementsvertoog aangenomen. Er zijn ook oproepen om het hogeronderwijsstelsel als geheel sterker mondiaal te positioneren. Wil de BV Nederland het goed doen in de wereldmarkt, dan moet Nederlandse kennis, onderwijs en onderzoek tot de kern van een nationale brandingsstrategie worden gemaakt. Onderwijs wordt hier onderdeel van een strategie van kennisdiplomatie die onderwijs, economische en geopolitieke doelen verenigt.
Ook de tegenstanders van allerlei vormen van internationalisering putten uit het rendementsvertoog. Zij wijzen er bijvoorbeeld op dat het collegegeld dat buitenlandse studenten binnenbrengen hun opleidingskosten niet dekt, een probleem dat het grootste is bij een aantal bètavakken. Die disbalans tussen baten en lasten wordt door de verlaging van de collegegelden nog groter. Verder wordt betwijfeld of investeren in buitenlandse studenten zich terugbetaalt als een deel van die buitenlandse studenten zich hier (tijdelijk) vestigt. Tegenover het argument van toenemende innovatiekracht bestaat de vrees dat juist andere economieën (zoals de Chinese) profiteren van internationalisering, doordat we hier gegenereerde kennis cadeau doen.
3
Bildungsvertoog
Vanuit het Bildungsvertoog is er het argument dat studenten in een internationale omgeving gestimuleerd worden om zich maximaal te ontplooien. Dat betekent dat je je ook moet inzetten voor de mogelijkheid dat studenten elders in de wereld een deel van hun studie volgen. En, omgekeerd, studenten van elders in de wereld de kans moet bieden om dat hier te doen. Engelstaligheid wordt dan al snel als voorwaarde gezien om hier en elders een studie te volgen. Dat geldt ook voor pogingen om studies op elkaar te laten aansluiten (inclusief het op Angelsaksische leest schoeien van het academische stelsel met een onderverdeling in een bachelor- master en PhD-fase). In de eerdere vertooganalyse over wetenschapsbeleid vonden we in plaats van het Bildungsvertoog, dat uitgaat van de intrinsieke waarde van onderwijs, een pure wetenschapsvertoog, dat uitgaat van de intrinsieke, nieuwsgierigheid gedreven waarde van wetenschap. Een van de argumenten die werd aangedragen voor vergaande samenwerking tussen de Universiteit van Groningen met internationale partners (o.a. in China) was vooral de meerwaarde op puur wetenschappelijk gebied. Echte wetenschap is per definitie internationaal, zo luidt het adagium van collegevoorzitter Sibrand Poppema van de RUG, en wetenschappelijk onderwijs dient daarin te volgen.
In het geval van het Bildungsvertoog zie je net als bij het rendementsvertoog dat tegenstanders uit ditzelfde vertoog argumenten putten. Engelstaligheid, bijvoorbeeld, bevordert niet alleen ontplooiing, het staat ook ontplooiing in de weg voor wie die taal niet voldoende beheerst. De KNAW waarschuwt in de verkenning Nederlands en/of Engels, taalkeuze met beleid in het Nederlands Hoger Onderwijs (2017)3 in het bijzonder voor de effecten van verengelsing op de ontwikkelkansen van Nederlandse studenten met een migratie-achtergrond die een taalachterstand hebben en studenten die via een mbo-hbo-traject doorstromen. Bovendien kan de toestroom van internationale studenten leiden tot de verdringing van Nederlandse studenten, die hierdoor hun kans om aan een opleiding deel te nemen verliezen. Vanuit het pure wetenschapsvertoog wordt door de tegenstanders van het plan van de RUG om in China een branche-campus te stichten aangevoerd dat er onvoldoende garanties zijn voor het behoud van academische vrijheid. Vanuit het pure wetenschapsvertoog worden kritische kanttekeningen geplaats bij de economische redenen die worden aangevoerd om Engelstalig onderwijs aan te bieden bij opleidingen waar dat vakinhoudelijk niet nodig is of zelfs vanuit wetenschappelijk perspectief contraproductief is. Die kritiek klinkt vooral uit de sociale wetenschappen en de letteren.4
De historische context waarin het concept Bildung door Wilhelm von Humboldt in de negentiende eeuw gemunt werd, resoneert almaar sterker in het huidige debat rondom internationalisering. Het Duitsland van Von Humboldt was de jure verenigd maar in de praktijk nog sterk verdeeld. Uit allerlei aparte koninkrijkjes moest de nieuwe bestuurlijke elite van de natie Duitsland gevormd worden naar een gemeenschappelijk beschavingsideaal. Op eenzelfde manier is vanaf eind 20e eeuw internationalisering ingezet om een verenigd Europa te scheppen; de Erasmus-beurs stelt hoogopgeleiden van alle Europese landen in staat deel te nemen aan een gezamenlijke Europese ‘Erasmus-experience’. De Franse president Macron zet dit vertoog aan door
3 : KNAW (2017). Nederlands en/ofEngels, Taalkeuze met beleid in het Nederlands hoger onderwijs, Amsterdam, KNAW.
4 In gesprekken met bèta-wetenschappers werd naar voren gebracht dat het wel of niet geven van Engels onderwijs minder relevant is omdat zij immers gebruik maken van de internationale taal van formules en algebra. Een vertegenwoordiger van het architectuuronderwijs zei: “Wij maken veel gebruik van tekentaal.”
4
voor te stellen Erasmus niet alleen voor universiteits- en hbo-studenten open te stellen, maar voor alle burgers van Europa. Interessant genoeg beroepen tegenstanders van internationalisering zich ook steeds vaker op een versie van het Bildung-vertoog; cultureel-conservatieve partijen zoals het FvD verwerpen het transnationale beschavingsideaal van Erasmus als dat van een kosmopolitische elite, en benadrukken, zoals Von Humboldt, het belang van onderwijs voor de nationale cultuur en identiteit. Deze tegenstelling komt voort uit het Bildungsvertoog, maar loopt door in het Bindingsvertoog.
Bindingsvertoog
Vanuit het bindingsvertoog wordt betoogd dat internationalisering uiteindelijk leidt tot meer samenwerking en begrip tussen culturen mits daarin expliciet wordt geïnvesteerd. Het gaat dan om binding met de wereldgemeenschap en daarbij passend onderwijs geënt op wereldburgerschap. Binnen opleidingen krijgt dit vorm in de zogenaamde international classroom, waarmee bedoeld wordt dat studenten en docenten in een bepaalde onderwijssetting zélf een internationaal gemêleerde groep vormen. Internationalisering leidt daar tot de ontwikkeling van interculturele vaardigheden die ook op de arbeidsmarkt van pas komen (rendementsvertoog). Voorwaarde is dat sprake is van een internationaal repertoire aan voorbeelden en casussen, van expliciete aandacht voor gevoeligheid voor meervoudige diversiteit en docenten en studenten die meerdere talen vloeiend spreken. Kennis en onderwijs zijn binnen dit vertoog manieren om op wereldschaal samenwerking te verbeteren en spanningen te verminderen.
Docenten staan in de international classroom voor de uitdaging om aan verschillende cultureel- bepaalde leerstijlen recht te doen. Een stereotype beeld dat vaak naar voren komt benadrukt dat hier sprake kan zijn van frictie zoals tussen het interactieve, recht-voor-je-raap onderwijs dat in Nederland usance is en de gedistantieerde manier van onderwijzen die in bijvoorbeeld China gemeengoed is. Sommigen zien diversiteit in leerstijlen als gevolg van internationalisering juist als een kracht. Mits docenten er goed gebruik van maken, is het een verrijking voor alle studenten om in aanraking te komen met andere manieren van kennisoverdracht en -ontwikkeling. Anderen zien juist een valkuil in diversiteit in leerstijlen; een docent kan helemaal niet tegelijkertijd op een ‘Chinese’ en een Hollandse’ manier lesgeven. De algehele kwaliteit van het onderwijs gaat achteruitgaat waar bijvoorbeeld ‘rote learning’ en coachend onderwijzen vermengd worden.
Binnen het hbo wordt benadrukt dat de emancipatoire belofte van de hogeschool niet kan worden ingelost zonder te internationaliseren. De international classroom en een geïnternationaliseerd curriculum bieden een springplank voor sociale mobiliteit voor een diverse nationale studentenpopulatie. Tegelijkertijd zijn er hogescholen die weinig internationaal opereren; zij claimen dat internationalisering een luxe is die zij zich niet kunnen veroorloven omdat het zou afleiden van hun missie studenten met een achtergrond in het beroepsonderwijs een kans op een vervolgopleiding te bieden. Deze studenten zijn in mindere mate voorbereid om in het Engels te kunnen leren. Het hbo lijkt op dit punt sterker verdeeld dan het wo.
Tegenover ondersteuning van een emancipatoir ideaal wordt gesteld dat de internationalisering van het onderwijs het ontstaan van een internationale economische elite bevordert die los is gezongen van de gemeenschap, de maatschappij of van de natie. Deze internationale elite is zelf nauwelijks een gemeenschap te noemen omdat onderlinge concurrentie van mensen, instellingen
5
en bedrijven (zowel op het gebied van kennisontwikkeling als bij het binnenhalen van financiële middelen) moordend is. De verengelsing van het onderwijs leidt tot uitsluiting van minder-taal- vaardigen. Die uitsluiting wordt versterkt door de toenemende instroom van buitenlandse studenten die zich massaal inschrijven op goedkope Nederlandse universiteiten. Instellingen zouden in de verleiding komen om op jacht te gaan naar studenten van buiten de EU die ze hogere collegegelden mogen rekenen. De verhalen over de international classroom zouden humbug zijn; in de praktijk trekken studenten niet met elkaar op en getroosten instellingen zich veel te weinig moeite om hun onderwijs werkelijk inhoudelijk te internationaliseren.
Binnen het bindingsvertoog wordt internationalisering ook benadrukt als een kans of zelfs als noodzakelijke voorwaarde voor het oplossen van maatschappelijke problemen. In het wo wordt vaak gesproken over de wetenschappelijke kennis die nodig is om global grand challenges zoals klimaatverandering aan te pakken, en daaruit volgend de noodzaak tot het opleiden van wetenschappers die op mondiale schaal kunnen opereren. In het hbo ligt vaker de nadruk op de lokale doorwerking van internationale problemen, zoals migratieproblematiek, en de internationale kennis die lokaal-werkzame professionals moeten opdoen om met die problemen om te gaan.
[tekst gaat verder op pagina acht]
6
Tabel 1 | Argumenten voor en tegen internationalisering en verengelsing geordend naar de drie vertogen
RENDEMENT
Steden en regio’s profiteren van (internationale) universiteiten. Innovatiekracht Nederland verbetert.
BILDUNG
Wetenschap is altijd al internationale kennisuitwisseling. We worden gedreven door nieuwgierigheid!
BINDING
De ontwikkeling van een internationale (mondiale) community die samenwerkt (aan problemen die niet op nationaal niveau kunnen worden opgelost, denk aan ecologische uitdagingen).
Uitsluiting Nederlandse studenten door verdringing of taaleisen die aansluiting en doorstroming bemoeilijken.
Buitenlandse studenten kosten veel meer dan ze opleveren (voor instellingen). Individuele Nederlandse studenten kunnen worden geconfronteerd met een toegenomen vraag naar huisvesting waardoor zij gedwongen worden meer te betalen.
Het belang van Engels in Nederland wordt overdreven, terwijl niveau van Nederlands juist achteruitgaat.
Verplicht Engels is een struikelblok voor ontplooiing van Nederlandse studenten.
Wat is de meerwaarde van Engelstalig onderwijs voor de letteren en de sociale wetenschappen, zeker als het gaat om taalonderwijs of geschiedenis?
De international classroom is humbug, een verkooppraatje. Gehanteerde leerstijlen docenten sluiten slecht aan bij veel studenten uit buitenland.
7
PRO
Komst slimme studenten die (enige tijd) blijven en hier belasting betalen als veelverdieners; hoger opgeleid arbeidspotentieel.
Studenten kunnen zich beter ontplooien als ze ook in het buitenland studeren.
De international classroom! Ontwikkelen interculturele vaardigheden. Docenten worden uitgedaagd om met gevarieerde leerstijlen te werken.
Hoog niveau Engels in Nederland is aantrekkelijk voor buitenlandse investeerders.
Engelstaligheid is sleutel voor baan in het buitenland voor individuen.
CONTRA
Gevaar dat onze kennis lekt Bedreiging van academische Wetenschappelijke elite zingt naar concurrentie. vrijheid. zich (verder) los van
samenleving.
Conclusie | vertogen zijn herkenbaar en te verbinden
De drie vertogen zijn goed herkenbaar in het debat over de internationalisering van het onderwijs. Ze kunnen zeker ook worden gebruikt om te anticiperen op de posities die worden ingenomen en de argumenten die worden gebruikt in het publieke debat over de internationalisering van het onderwijs. Een voorbeeld: mocht in het nieuwe academische jaar mede als gevolg van de lage collegegelden de toestroom zo groot worden dat er inderdaad een limiet aan de toelating ontstaat (of het onmogelijk wordt studenten te huisvesten) dan is de kritiek als volgt te voorspellen: internationalisering beperkt de ontplooiingsmogelijkheden van Nederlandse studenten (Bildungsvertoog); internationalisering leidt tot extra kosten, zonder een goed zicht op (mogelijke) opbrengsten (rendementsvertoog); en internationalisering leidt tot een schisma tussen Nederlandse studenten die wel en niet kunnen studeren (omdat een deel het zich niet kan veroorloven, of omdat er geen plek is op de opleiding die ze willen volgen), terwijl zelfs de studenten die wel kunnen studeren amper mengen met buitenlandse studenten (bindingsvertoog).
Elk vertoog geeft een eigen invulling aan hoe internationalisering kan bijdragen aan de kwaliteit, doelmatigheid en toegankelijkheid van het onderwijs. Binnen het rendementsvertoog zorgt internationalisering voor een verhoging van studiesucces; binnen het Bildungsvertoog zorgt het voor extra ontplooiingsmogelijkheden; binnen het bindingsvertoog draagt internationalisering van hoger onderwijs bij aan verbinding met de wereldgemeenschap.
De drie vertogen zijn niet alleen herkenbaar, ze zijn ook op basis van het bovenstaand schema (tabel 1) goed met elkaar te verbinden. De juiste balans moet dan worden gevonden tussen argumenten voor een internationaliseringsagenda die uit de drie vertogen kunnen worden geput en de argumenten tegen. Argumenten voor internationalisering zijn bijvoorbeeld het economisch belang van binnenhalen buitenlandse studenten, ontplooiingskansen Nederlandse studenten, de ontwikkeling van interculturele vaardigheden etc. Argumenten tegen zijn de kosten van de toestroom van buitenlandse studenten, Engels als struikelblok voor talentontwikkeling en uitsluiting van Nederlandse studenten. De link tussen internationalisering en de kwaliteit, doelmatigheid en toegankelijkheid van het onderwijs is hier telkens belangrijk.5
5 NB: Tijdens het Algemeen Overleg op 3 april 2018 over het gebruik van Engels in het onderwijs gaf de minister van OCW inzicht in de kernbegrippen die ze wil hanteren in de brief over internationalisering de ze voor het zomerreces zal sturen. Dat zijn: kwaliteit, doelmatigheid en toegankelijkheid. Vanuit de drie vertogen krijgen deze drie begrippen een verschillende invulling en lading. Kwaliteit wordt vanuit het Bildungsvertoog bepaald door de mate waarin voor studenten de voorwaarden worden gecreëerd zich maximaal te ontplooien. Vanuit het meer economisch gerichte rendementsvertoog wordt kwaliteit bepaald door de kansen die internationalisering creëert op de arbeidsmarkt en de mate waarin internationalisering de kenniseconomie versterkt. Daar gaat het vervolgens om de vraag of de ingezette middelen hun doel ook bereiken (doelmatigheid). Vanuit het bindingsvertoog kan internationalisering onder andere worden beoordeeld op de vraag in welke mate maatschappelijke samenhang en kansengelijkheid worden bevorderd. Toegankelijkheid is daar de sleutelterm. De vraag valt te verwachten wat precies met ‘kwaliteit’ wordt bedoeld omdat kwaliteit in de drie vertogen iets heel anders gaat betekenen. Doelmatigheid uitgelegd als het efficiënt inzetten van middelen verwijst ondubbelzinnig naar het rendementsvertoog. Toegankelijkheid verwijst naar het bindingsvertoog.
8
Deel II | Drie perspectieven | Internationaal, nationaal en regionaal
Brengen we daarmee het debat volledig genoeg in kaart? De kracht van de drie vertogen is dat ze alledrie gaan over de vraag wat nu eigenlijk goed onderwijs is. Uit onze vorige analyses werd echter al duidelijk dat argumenten en ingenomen posities in het onderwijsdebat verbonden kunnen zijn met overtuigingen en posities die zijn verbonden met heel andere terreinen. De aanhangers van het Bildungsvertoog zetten bijvoorbeeld de rol van de leraar centraal, die vanuit een autonome positie kennis overdraagt. De discussie over de positie van de leraar verbond zich met een algemene onvrede over de rol van ‘de professional’ in de (semi-) publieke sector die door centralisatie en bureaucratisering zijn of haar beroepstrots is afgenomen. Argumenten die binnen het bindingsvertoog werden gehanteerd waren verbonden met zorgen over de tweedeling van de samenleving. Argumenten die putten uit het rendementsvertoog lagen in het verlengde van de zorg dat ons land economisch wegzakt. Kortom: niet-onderwijsgebonden factoren spelen een rol in het debat over onderwijs.
Dit is bij uitstek ook het geval in het debat over de internationalisering van het onderwijs. In de discussie tijdens het Algemeen Overleg over het gebruik van Engels op drie april jl. was de rode draad de tegenstelling tussen politici die een internationaal perspectief centraal stelden en diegenen die een nationaal perspectief omarmden. Het is duidelijk dat dit een discussie is die overwaait uit andere debatten over de positie van de natiestaat, de culturele vraag wat ‘ons’ definieert, en de waarde versus de negatieve gevolgen van mondialisering. Het ene kamp beschuldigt het andere ervan een Nederland te willen dat zich achter de dijken terugtrekt. Het andere kamp stelt kosmopolitisme gelijk aan het verraad van de elite jegens de burger. Tijdens de interviews en het doornemen van de literatuur viel het ons op dat er, naast een nationaal en een kosmopoliet ook nog een regionaal perspectief kan worden onderscheiden. Als je de drie perspectieven onderscheidt wordt duidelijk hoe ook binnen de vertogen heel verschillende posities kunnen worden ingenomen.
Gevoels-, zakelijke en morele argumenten.
In het debat worden vanuit deze drie perspectieven verschillende argumenten naar voren gebracht die zich in verschillende registers bevinden. Zo zijn er gevoelsargumenten. Wie uitgaat van een kosmopoliet-internationaal perspectief appelleert aan de angst te worden ingehaald als we internationaal niet meegaan. Vanuit een nationaal perspectief zal zorg over de dreigende ondergang van de Nederlandse taal en cultuur naar voren worden gebracht. Vanuit het regionale perspectief is trots op de lokale wortels van het onderwijs belangrijk. Daarnaast zijn de drie perspectieven ook verbonden met eigen zakelijke argumenten. Vanuit een internationaal perspectief kan je er op wijzen dat je wel moet internationaliseren om het tempo van innovatie in de wereld bij te houden. Op nationaal stelselniveau is het de vraag hoe het hogeronderwijsstelsel zal diversifiëren onder internationale competitiedruk, tot op welke hoogte een open-en-online strategie nodig is om het Nederlands HO te positioneren, en welke rol een nationale overheid heeft in het bepalen van de positie van instellingen in de wereldmarkt. Vanuit nationaal perspectief spelen de hoge kosten van buitenlandse studenten voor het nationaal gefinancierde onderwijs. Regionaal wordt ingebracht dat internationaal opererende universiteiten kennis en mensen binnenhalen voor krimpende regio’s. Tot slot worden vanuit de drie perspectieven morele argumenten gebruikt. Wetenschap heeft de taak om in gezamenlijkheid wereldproblemen op te
9
lossen, zeggen de internationalisten. Internationalisering kan leiden tot minder academische vrijheid, zeggen de nationalisten en dat is een verwerpelijke zaak. De regio benadrukt dat de wereldmarkt kansen biedt, waar de eigen nationale overheid die kansen niet in de weg zou moeten staan.
Tabel 2 | De drie perspectieven en de gevoels-, zakelijke en morele argumenten die worden gehanteerd.
INTERNATIONAAL / KOSMOPOLITISCH
Trots: wij lopen wereldwijd voorop.
We verdienen geld aan internationalisering dus er moet niet over worden gezeurd.
NATIONAAL
Schaamte: Nederland doet niet mee.
Vind oplossingen voor beperkte capaciteit bij instroom (of het nu over internationale studenten gaat of niet).
Strategische overwegingen: Lekt onze kennis niet naar concurrentie (China)?
Tweedeling kosmopolitische en nationaal-gerichte studenten slechte zaak! / Uitsluiting Nederlandse studenten slechte zaak!
REGIONAAL
Aanzien: symbolische waarde van de universiteit of hogeschool voor de lokale gemeenschap.
Versterking economie van de regio.
Wereldburgers!
Is lokale binding niet belangrijker dan international bridging?
10
GEVOELS- ARGUMENTEN
Angst: we worden ingehaald. Bezorgd: Beschermen Hoop: krimp trekt de Nederlandse taal en cultuur. regio leeg,
internationalisering biedt kansen.
We voelen ons wereldburger. We voelen ons Nederlander. We zijn trots op onze regionale wortels.
Handig of onhandig: te grote fixatie op Engels als lingua franca (gezien Anglo- Amerikaans protectionisme: Trump, Brexit)?
Internationalisering ten koste van publieke nationale financiering.
Blijf voldoende studenten aantrekken in tijden van krimp.
ZAKELIJKE ARGUMENTEN
MORELE ARGUMENTEN
Wereld redden! Op de bres voor academische Global knowledge moet niet vrijheid! te veel los komen te staan
van lokale wortels.
De wetenschap dienen! Werkelijk vrije wetenschap is per definitie internationaal.
Deel III | Conclusies | Antwoord op de drie hoofdvragen
Kunnen vertogen worden onderscheiden?
Deze notitie opent met drie hoofdvragen. De eerste vraag is welke vertogen kunnen worden onderscheiden. Ons antwoord is dat ook in het debat over internationalisering uit drie vertogen wordt geput: een rendementsvertoog, een Bildungsvertoog en een bindingsvertoog. Een opvallend verschil met de eerdere vertooganalyses is dat in het debat over internationalisering vanuit de drie vertogen heel verschillende posities worden ingenomen daar waar kernargumenten worden verbonden met drie verschillende perspectieven. Het gaat om een internationaal/kosmopolitisch, een nationaal en een regionaal perspectief. Het zal duidelijk zijn dat argumenten die te maken hebben met bijvoorbeeld binding heel anders uitpakken als ze worden gekoppeld aan een internationaal perspectief (de wereldgemeenschap), een nationaal perspectief of een regionaal perspectief. Deze perspectieven leiden overigens niet per se tot polarisatie. De krimpende regio, bijvoorbeeld, ziet kansen in de wereldmarkt voor onderwijs en studenttalent. Het bestaan van de drie perspectieven maakt het debat wel meer complex.
Helpen de vertogen beter te anticiperen?
De volgende vraag is of de vertogen, aangevuld met de perspectieven ook helpen beter te anticiperen op publiek debat? Geven ze zicht op posities die zullen worden ingenomen? Is in zekere mate te voorspellen welke argumenten zullen worden gehanteerd? Een drietal voorbeelden trok onze aandacht, de international classroom, de verengelsing van het onderwijs en studentenmobiliteit. We bespreken ze kort.
Tijdens onze rondgang werd duidelijk dat de international classroom (opnieuw) onderwerp van discussie kan worden. Mocht het ministerie de international classroom als voorbeeld noemen van het belang van internationaliseringsbeleid dan kan daar vanuit de drie vertogen de volgende kritiek op komen:
Je kan vanuit het bindingsvertoog zeggen dat juist split classrooms ontstaan. Veel studenten oriënteren zich op de eigen groep. Vanuit het Bildungsvertoog kan worden gewezen op de onverenigbaarheid van leerstijlen en op de aanslag die wordt gepleegd op de open Nederlandse leerstijl. ‘Onze leerstijlen’ sluiten niet aan op die van bijvoorbeeld Chinezen, is dan de redenering. Vanuit het rendementsvertoog kan worden gewezen op de hoge kosten van een goed functionerende international classroom (denk alleen maar aan de kosten van het opleiden van docenten die vloeiend meerdere talen moeten spreken en moeten kunnen putten uit een rijke en diverse casuïstiek).
Argumenten die de international classroom steunen als voorbeeld van de voordelen van internationaal georiënteerd onderwijs zijn er ook.
Zowel vanuit het bindings- als Bildungsvertoog kan worden gesteld dat studenten in de international classroom een eigen plek vinden in een mondiale gemeenschap van leren; waar ze op hun eigen manier kunnen leren (want er is een diversiteit aan leerstijlen en dus niet maar één juiste manier) en waar kan worden geleerd van hoe anderen leren; waar jouw persoonlijke ervaring en die van anderen linken met grotere ontwikkelingen; en waar de docent is geëquipeerd om dat te begeleiden. Vanuit het rendementsvertoog kan daar aan worden toegevoegd dat dit alles – op termijn – meer waardevolle professionals oplevert.
11
De wenselijkheid of onwenselijkheid van de international classroom wordt verder in hoge mate bepaald door het door de spreker gehanteerde perspectief. Wie redeneert vanuit een internationaal perspectief is enthousiast. Vanuit een nationaal perspectief is de kans groter dat kanttekeningen worden geplaatst. Vanuit regionaal perspectief, is de international classroom een van de middelen die universiteiten in krimpgebieden kunnen hanteren om te overleven of een sterkere positie op te bouwen jegens grootstedelijke instellingen die makkelijker studenten trekken.
Ook in het debat over de verengelsing van het hoger onderwijs helpen de drie vertogen om zicht te krijgen op de argumenten die in het debat worden, en kunnen worden gehanteerd.
Kritiek vanuit het Bildungsvertoog zal zijn dat studenten niet tot maximale ontplooiing zullen komen als ze zich in een tweede of derde taal (het Engels) moeten uitdrukken, of les krijgen van een docent die dat moet doen. (Of als ze les krijgen van ‘native speakers’ die te snel en te idiomatisch spreken). Vanuit het bindingsvertoog verdringt Engelstaligheid andere wereldtalen en sluit het impliciet de weg af naar de Spaanstalige of de Chinees- sprekende wereld. Vanuit het rendementsvertoog is er kwetsbaarheid omdat docenten en studenten aanzienlijk meer getraind moeten worden in hun taalbeheersing dan nu het geval is. Verengelsing kan ook onderdeel worden van de al langer gaande discussie over de ‘neoliberale’ de universiteit. Het argument gaat dan als volgt: rendementsdenken, dat zich in dit geval uit in de drang het internationale marktaandeel van de universiteit te vergroten door Engelstalig onderwijs aan te bieden, schaadt de Bildungskracht van de universiteit.
De vertogen geven ook zicht op mogelijke bijval voor een beleid dat bijvoorbeeld de toegankelijkheid tot Engelstalig onderwijs garandeert.
Voor studenten liggen vanuit het Bildungsvertoog kansen in de toegang die zij met goed Engels krijgen tot vervolgopleidingen bij aantal internationale topinstituten. Vanuit het rendementsvertoog zijn goed Engels sprekende professionals een argument voor grote bedrijven om zich in Nederland te vestigen. Vanuit het bindingsvertoog is er het argument dat Engels een neutrale taal is, een lingua franca die verbinding toestaat in andere delen van de wereld. Een boodschap die gericht is op studenten kan Bildung en binding verbinden, door de nadruk te leggen op verengelsing als voorwaarde voor degelijk onderwijs voor de hele studentengemeenschap.
Een derde voorbeeld is de discussie over studentenmobiliteit, zowel van inkomende als van uitgaande studenten. Daarin worden vragen gesteld als: kunnen en moeten we geen grenzen stellen aan de toestroom van buitenlandse studenten? Of moeten we niet nog beter faciliteren dat Nederlandse jongeren (een deel van) hun studie in het buitenland volgen? Ook hier weer is het internationale, nationale of regionale perspectief van invloed op de posities die worden ingenomen. Vanuit de vertogen bezien liggen de volgende argumenten klaar:
Vanuit het rendementsvertoog is ook hier de te verwachtte kritiek dat de kosten niet tegen de baten opwegen. Vanuit het bindingsvertoog kan worden aangevoerd dat een onevenredig grote toestroom leidt tot een tweedeling tussen internationale en Nederlandse studenten omdat de vaak korter in Nederland verblijvende internationale studenten niet kunnen worden opgenomen in de studentengemeenschap. Kritiek wordt heviger waar de
12
toestroom van buitenlandse studenten is verbonden met studentenstops op populaire studies en gebrek aan huisvesting. Verdringing van Nederlandse studenten is zowel vanuit het rendements- als vanuit het bindingsvertoog een slechte zaak. Vanuit het Bildungsvertoog kan dan nog worden aangevoerd dat veel uitwisselingsprogramma’s van lage kwaliteit zijn. Uitgaande studenten leren ‘thuis’ meer. Inkomende studenten zouden bovendien weinig bijdragen aan Nederlandse studies en cultuur.
Ook voor bijval kan uit de vertogen worden geput:
Vanuit het Bildingsvertoog is studeren in het buitenland op zichzelf al een verrijkende ervaring. Vanuit het Bindingsvertoog geredeneerd worden studenten die reizen wereldburgers. Vanuit het rendementsvertoog bezien verwerven mobiele studenten 21st century skills. Ze bouwen bovendien een internationaal netwerk op voor hun toekomstig professioneel leven.
Is het mogelijk die vertogen op een overtuigende manier met elkaar te verbinden?
De derde vraag gaat over de mogelijkheid om de vertogen te verbinden. Onze conclusie in 2010 was dat de drie vertogen manieren zijn om naar het onderwijs te kijken met elk een eigen focus op een cruciale waarde van het onderwijs. Die eigen focus van de vertogen geeft alleen daar scherp zicht waar de ‘lens’ van een vertoog op is gericht. Dat betekent dat vertogen ook ‘blinde hoeken’ hebben, omdat gemist wordt wat zich buiten de focus bevindt. Problemen kunnen uit het blikveld verdwijnen. Kritiek die voortkomt uit andere vertogen krijgt onvoldoende aandacht. Waar beleid vooral vanuit een enkel vertoog wordt ontwikkeld en geformuleerd, ontstaat het risico van kritiek vanuit andere vertogen die niet makkelijk kan worden gepareerd. Daarmee is de vraag naar de mogelijkheid om de drie vertogen overtuigend te verbinden als het gaat om internationalisering een belangrijke.
De drie voorbeelden hierboven maken duidelijk dat de drie vertogen zich heel goed laten verbinden. De uitdaging ligt niet zozeer in het verbinden van de vertogen als in het vinden van balans tussen zowel de vertogen als de drie perspectieven. Hoe scherp de deelnemers in het debat elkaar ook bestrijden, niemand ontkent dat in een tijd van mondialisering ook het onderwijs moet internationaliseren. Niemand ontkent de waarde van ons nationaal onderwijsstelsel voor de Nederlandse economie, cultuur en samenleving. Geen deelnemer aan het debat zal uiteindelijk vinden dat het regionale perspectief er niet toe mag doen. Omdat vrijwel alle kwesties zich lenen voor een sterk moraliserende en affectieve toon, dient het ministerie balans te vinden en te bewaren in de matrix van perspectieven en vertogen. Hoe beter het OCW lukt zich balansbewaarder te tonen, hoe overtuigender de visie van OCW zal zijn.
13
Bijlage | Werkwijze.
Net als voor de vorige analyses hebben we voor het schrijven van ons rapport gebruik gemaakt van interviews. Hieronder is een lijst van gesprekspartners opgenomen. Verder lazen we beleidsdocumenten, andere literatuur en artikelen in de pers. Deze notitie is aangevuld nadat we van vertegenwoordigers van het ministerie input en feedback hebben gekregen. Tot slot namen we de uitkomsten van het Kameroverleg van 3 april over het gebruik van het Engels in het onderwijs mee.
Geïnterviewde personen:
Remieg Aerts | KNAW adviescommissie t.a.v. Verengelsing Sibrand Poppema | Collegevoorzitter RUG
Jos Beelen | Lector Internationalisering HH
Martin Paul | Collegevoorzitter UM
Marijk van der Wende | Hoogleraar UU Rhea van der Dong | ISO
Jeff van As | ISO
Anneke Bovens | AWTI
Madeleine Maaskant | Academie Bouwkunst
Willem Viets | Directeur Internationalisering Inholland
Phillipa Collin | Docent Interculturele communicatie, Inholland
Geraadpleegde literatuur:
Altbach, P.G. & H. de Wit (2018) Are We Facing a Fundamental Challenge to Higher Education Internationalization? International Higher Education 93, pp. 2-4.
Barber, M., K. Donnelly, S. Rivzi (2013) An avalanche is coming. Higher education and the road ahead. London: IPPR.
KNAW (2017). Nederlands en/of Engels, Taalkeuze met beleid in het Nederlands hoger onderwijs, Amsterdam, KNAW.
LSVb&ISO (2016) Knelpuntennotitie Uitgaande mobiliteit. Utrecht LSVb. LSVb&ISO (2016) Visie Internationaal. Utrecht LSVb.
OCW (2014) De wereld in: Visiebrief internationale dimensie van ho en mbo. Kamerbrief. Den Haag: Ministerie OCW.
OCW (2018) Jaarplanning 2018 OCW. Kamerbrief. Den Haag: Ministerie OCW.
Randles, S., A. Roobeek, S. Jeanrenaud & S. Pickard (2017) Sustainability-driven innovation. EFMD Global Focus, 11 (2).
14
Schuurmans, M., R. Verschuur & H. Knops (2017) Nieuwe diplomatie voor wetenschap, technologie en innovatie. Spectator. https://spectator.clingendael.org/nl/publicatie/nieuwe- diplomatie-voor-wetenschap-technologie-en-innovatie (gezien maart 2018).
Wende, M. van der (2017a) Reframing global engagement. Higher Education 90, pp. 10-12.
Wende, M. van der (2017b) Opening up: higher education systems in global perspective. Working Paper no.
22. Centre for Global Higher Education working paper series. London: CGHE.
Wende, M. van der & J. Zhu (2016) China: A follower or leader in global higher education. Research & Occasional Paper Series: CSHE.1.16 Berkeley, CA.: University of California (http://cshe.berkeley.edu/ ).
Wildeman, I., J. Verstappen, M. van Selm (2015) Engels in het hoger onderwijs Een onderzoek over de rol van de Engelse taal in het hoger onderwijs. Den Haag: LSVb.
Geraadpleegde mediabronnen:
Been, J. (2018) Groningse campus in China openen is verkeerde vorm van internationalisering. Volkskrant 16 januari 2018 (online).
Borst, M. (2018a) Minister: partijsecretaris bij Chinese campus RUG is zorgwekkend. Dagblad van het Noorden, 11 januari 2018 (online).
Borst, M. (2018b) Zo verloor Poppema van de RUG de slag om campus Yantai in China. Dagblad van het Noorden, 30 januari 2018 (online).
Borst, M. (2018c) RUG-bestuur wil geen externe evaluatie van campus plannen. Dagblad van het Noorden, 22 februari 2018 (online).
Calmthout, M. (2018) KNAW: gevreesde ‘braindrain’ bestaat niet, onze universiteiten worden steeds beter. Volkskrant 29 januari 2018 (online).
Heest, F. van (2018a) Internationalisering van het hoger onderwijs wijzigt drastisch. Scienceguide, 4 april 2018 (online).
Heest, F. van (2018b) Minister overweegt de wet te wijzigen over verengelsing. Scienceguide 4 april 2018 (online).
HOP (2011) Kritiek op werven Duitse studenten. Hoger Onderwijs Persbureau, 14-4-2011.
Huygen, F. (2017) Opinie: Engels als voertaal vernielt het hoger onderwijs. De massale overschakeling op het Engels is strijdig met artikel 7.2 van de wet op het hoger onderwijs. Volkskrant 28 juni 2017 (online).
Huygen, M. & M. Remie (2018) Noodsignalen uit de logge leerfabriek. NRC Handelsblad: 27 januari 2018 : p. 6.
15
Laan, M. van & B. van Sluis (2018) Universiteitsraad RUG torpedeert nevenvestiging Yantai. Dagblad van het Noorden, 29 januari 2018 (online).
Laan, M. van der (2018) ‘Engels weer voertaal op de RUG’, Dagblad van het Noorden, 26-1-2018 (online).
Nieuwsuur (2018) Hoezo verengelsing in het onderwijs, in Belgie doen ze dat heel anders. 27 januari 2018 (https://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2214048-hoezo-verengelsing-in-het-onderwijs-in- belgie-doen-ze-dat-heel-anders.html).
Schoonen, W. (2018) Nederland dreigt minder aantrekkelijk te worden voor buitenlands talent. Trouw, 29 januari 2018 (online).
Visser, I. (2018) Universiteit van Amsterdam reageert op ‘eigen student eerst-betoog’; wij weren Nederlandse student niet. Volkskrant, 24 januari 2018 (online).
16
Deel deze pagina:
© copyright 2024 Michiel Zonneveld| ontwerp: Ministry of Data